De berg die mensen levend eet - Reisverslag uit Potosí, Bolivia van pipienpipelori - WaarBenJij.nu De berg die mensen levend eet - Reisverslag uit Potosí, Bolivia van pipienpipelori - WaarBenJij.nu

De berg die mensen levend eet

Door: PiPi en Pipelori

Blijf op de hoogte en volg

09 Februari 2008 | Bolivia, Potosí

's-Ochtends met de bus vertrokken uit Arequipa bereikten we rond 15.45 uur Puno, een plaats aan het Lake Titicaca. Het meer lag op 3800 meter hoogte en met afmetingen van 230 bij 97 kilometer het op één na grootste zoetwatermeer van Zuid-Amerika. Onderweg kreeg het landschap weer wat kleur. De trieste kale vlaktes in Peru maakten plaats voor groene heuvels en bergen. We stapten over in de bus naar Yungong, aan de Boliviaans-Peruaanse grens. We reden de hele tijd langs het meer waar het landschap erg mooi was. Rond de klok van 18.30 uur waren we bij de grens.

De man die onze paspoorten aan de Peruaanse kant stempelde zei dat we op moesten schieten. De Boliviaanse immigratiedienst sloot om 18.30 uur. We renden zo hard we konden in niemandsland. Al was dat lastig op 3800 meter! De deur van de immigratiedienst was al dicht. We klopten op het raam en wachtten af. Een dichtblijvende deur hield in dat we het land niet in konden en hier moesten wachten tot de volgende dag.

Even later zwaaide de deur gelukkig open en konden we naar binnen om papieren in te vullen. De douaniers verlangden 10 boliviano's (€ 1), een niet officiële vergoeding om het land binnen te komen. Dit verdween in hun zakken. We waren blij dat we er nog in mochten en het was een klein bedrag zodat we er geen problemen mee hadden. Een taxibusje bracht ons naar Copacabana, 10 kilometer verderop. Het was een erg toeristisch plaatsje: een ruime keuze uit guesthousjes, veel toeristen op straat en talloze kraampjes met kleding en sieraden. Onze kamer was erg goedkoop maar ook meer basic dan we tot nu toe in Zuid-Amerika gewend waren.

Normaal gezien hadden we altijd een beetje een hekel aan die supertoeristische plaatsjes. Maar na twee weken Peru vonden we Copacabana een verademing. Je had de keuze uit veel restaurantjes en alle andere dingen die een toerist zich wenst. We aten in een restaurantje met een "droomvlucht"-interieur als in de Efteling. Het eten was lekker maar na de koffie legde de serveerster ongevraagd de rekening op tafel. En zei er vlug bij dat we gewoon konden blijven zitten. Ja, ja. Of we op wilden rotten. Zo voelde het. Hiermee had ze haar fooi verspeeld. Ook in het tweede restaurant, waar we de volgende dag aten, ging het niet helemaal naar wens. De door Pipelori bestelde vis was nog rauw van binnen en PiPi's champignonsaus proefde naar uitgeknepen jeugdpuistjes. De kok was een regelrechte prutser.

De boot bracht ons in twee uur naar Isla del Sol in het Lake Titicaca. Vanuit ons hostel liepen we langs de 'boulevard' (een verzameling Middeleeuws aandoende stenen) en kwamen we langs een strandje waar veel, voornamelijk Argentijnse, toeristen zaten. Er hing een hippiesfeertje. We staken het hele strand over en volgden het pad wat lichtjes omhoog liep de bergen in. Gelukkig was het een makkelijk pad want op 3800 meter hoogte ben je snel kortademig. Het was een prachtige tocht waarbij we diverse baaien van grote hoogte zagen en de zon uitbundig scheen. Natuurlijk vergaarden we weer veel plaatjes van foto's. Van baaien, rotsen, natuur en dieren die we onderweg zagen. We spendeerden hier drie dagen en het was werkelijk schitterend. We leerden een stel Argentijnen kennen die ons bij het afscheid uitnodigden om een weekendje te komen feesten en slapen in Buenos Aires. Goh…wat vervelend!

La Paz vormde, samen met Bogotá, een uitzondering op de regel dat hoofdsteden in Centraal- en Zuid-Amerika per definitie onaantrekkelijk zijn. De stad lag op 3700 meter hoogte als een warme deken schitterend over bergen en in valleien. In de gezellige op- en aflopende straatjes met smalle voetpaden was het altijd een drukte van belang. Vele particuliere verkopers van van alles en nog wat stalden hun goederen uit op de grond. Het verkeer bestond voornamelijk uit een gigantische hoeveelheid taxi's, taxibusjes, trufi's (taxi's die een vaste route van wijk naar wijk reden) en bussen. La Paz kende een prima sfeer: het voelde als één grote openlucht markt door alle verkopers die gewoon hun winkeltje op straat begonnen waren. Gewoon een plastic zeiltje op de grond waar men alles uitstalde en tevens op ging zitten. Vooral in het weekend waren er in het toch al drukke centrum nog meer kraampjes en stalletjes.

De lama speelt een vitale rol in het Boliviaanse leven. Het dier wordt onder andere gebruikt voor transport, voor zijn wol, voor zijn vlees en voor offeringen. In funderingen van huizen worden lamafoetussen ingemetseld om kwade geesten buiten te houden. Deze foetussen kan je gewoon op straat kopen. Redelijk bizar maar een onderdeel van de Boliviaanse cultuur.

Het spreekt voor zich dat we een leuke tijd in La Paz hadden. Hoe kwam dat? Nou, vooral door het prima eten en de leuke, ongedwongen sfeer bij “Sol & Luna”. Ralph en Gaitri hadden ons getipt over dit restaurant annex café van een Nederlandse eigenaar. We probeerden zoveel mogelijk van de gerechten uit die op de kaart stonden. Wat we ook aten, het was altijd goed. Buiten gerechten als gado gado, kip kerrie, nasi met kipsaté stond er bijvoorbeeld ook tomatensoep met ballen, bitterballen, een gehaktbal en hutspot op de kaart. Een enorm hoog Benidorm-gehalte dus! Normaal gezien afschuwelijk maar na ruim anderhalf jaar vreemd eten een verademing om dit te kunnen eten!! De manager was een Nederlandse. Carla, oorspronkelijk afkomstig uit Breda, Iedere dag kletsten we een tijd met haar en ze droeg er in grote mate bij dat we het daar zo naar ons zin hadden. Het was ook sinds lange tijd dat we heerlijk aten zonder gelijk met diarree op de plee te zitten.

Op de "mercado negro" (zwarte markt) werd niets anders dan lelijke spijkerbroeken, foute schoenen en slechte imitaties van merkkleding als Adidas en Ralph Lauren verkocht. Kleding imiteren? Laat dat maar aan de Aziaten over! Die snappen wat imiteren is. We liepen dagenlang rond en keken rond in de tientallen aan elkaar grenzende toeristenshopjes. Hier verkocht men zo ongeveer hetzelfde als wat we in Peru al gezien hadden. Niet onze stijl dus. Had je twee shopjes gezien dan had je ze eigenlijk allemaal gezien.

Potosí, 's-werelds hoogste stad op bijna 4100 meter, werd gesticht in 1545. Een jaar ervoor was er in de boven de stad uittorende "Cerro Rico" (rijke heuvel) voor het eerst zilver ontdekt. De Spanjaarden transporteerden dit per lama door en over het Andes-gebergte naar de kusten van Chili en Peru. Daar vandaan ging het per schip naar Spanje. Duizenden lokale mensen moesten, als inheemse slaven in erbarmelijke omstandigheden, het zilver boven halen. Het werk was gevaarlijk en veel mijnwerkers stierven door ongelukken en stoflongen. Hierop importeerden de Spanjaarden miljoenen Afrikaanse slaven om het aantal mijnwerkers op peil te houden.

Om de productiviteit te verhogen werd er in 1572 een wet ingevoerd die alle inheemse- en Afrikaanse slaven ouder dan 18 jaar verplichtte om gedurende een periode van vier maanden in 12-uurs ploegen in de mijnen te werken. Ze moesten er werken, eten en slapen. Eenmaal buiten werden hun ogen bedekt om ze tegen schade veroorzaakte door het felle zonlicht te beschermen. Veel van deze mijnwerkers kwamen om evenals de mensen die in de smeltovens werkten. De chemische reacties die gebruikt werden om het zilver uit de rauwe mineralen te onttrekken werden velen fataal. Schattingen gaan er vanuit dat er tijdens de koloniale periode (van 1545 tot 1825) ongeveer acht miljoen inheemse en Afrikaanse slaven in vreselijke omstandigheden omkwamen. De Cerro Rico kreeg dan ook de bijnaam "de berg die mensen levend eet". De Spanjaarden bouwden ongeveer 80 kerken die je nu nog steeds als herinneringen uit het koloniaalse verleden ziet. Een bevolking van 200.000 personen maakte Potosí tot een van de grootste steden ter wereld. Toen het zilver wat op raakte, in het begin van de 19e eeuw, daalde de bevolking. Ook de daling van de zilverprijs zorgde ervoor dat veel mensen hun geluk elders beproefden. Toen er tin, zink en lood in de Cerro Rico werd gevonden herstelde Potosí zich langzaam.

Tegenwoordig zijn de mijnen in handen van coöperaties gerund door mijnwerkers. Het tragische is dat de ongeveer 15.000 mensen, in de 400 mijnen die "de berg die mensen levend eet" rijk is, nog steeds onder vrijwel dezelfde omstandigheden werken als voorheen. Onder hen bevinden zich ongeveer 3.000 kinderen tussen 10 en 16 jaar. Officieel is dit verboden maar er is niemand die het controleert...! Sinds de koloniale tijd is er niet veel verandert en het ziet er niet naar uit dat dit in de nabije toekomst wel gebeurt.

In Potosí vind je talloze touroperators die tripjes naar de mijnen organiseren. Een bezoekje zou een van de meest memorabele ervaringen zijn die je in Bolivia kon hebben. Aldus de Lonely Planet en de tips van Ralph en Gaitri! We boekten een trip bij een bureautje wat door ex-mijnwerkers gerund werd. Dit zou het beste zijn aangezien deze mensen de ondergrondse condities en de mensen die er werken goed kennen.

Rond 8.30 uur vertrokken we in een vol busje van ongeveer 17 personen. We reden een klein stukje, moesten allemaal uitstappen en werden een smal gangetje in gedirigeerd. Op de binnenplaats we in twee groepen verdeeld. Hierna kregen we kleding aangemeten. We kregen een broek, een jas, rubberen kaplaarzen, een helm en een mijnwerkerslampje. Aangejurkt stapten we weer in de bus en reden naar de "miner's market" in een plaatselijk beroemd straatje. Op deze markt moesten de mijnwerkers zelf hun inkopen als dynamiet, handschoenen en hoofdlampjes inkopen. We kregen achtergrondinformatie van onze prima Engels sprekende gids die zelf drie jaar in de mijnen gewerkt had. Ondergrondse temperaturen in de op ruim 4200 meter hoogte liggende mijnen varieëren van rond het vriespunt tot 35 graden op de vierde en vijfde niveaus. Mijnwerkers staan bloot aan allerlei dodelijke gassen en chemicaliën en sterven meestal nadat ze 10 tot 15 jaar in de mijnen gewerkt hebben aan stof in hun longen. Iemand die 50% van zijn longcapaciteit verloren heeft mag met pensioen als hij dat wil. Na zijn overlijden incasseren weduwe en kinderen zijn pensioen.

De werkdag begint meestal rond 10 uur. Hiervoor zijn de mannen al enige tijd bij elkaar om te socializen. Dit gebeurt met het zuigen op een enorme hoeveelheid cocabladeren (de grondstof voor cocaïne) in de linkerwang waardoor ze meer kracht en energie voor het zware werk krijgen. Op vrijdagavond maken de mijnwerkers offeringen aan de "Tio", een keramisch figuur die hen moet beschermen tegen onheil. Aangezien de meeste mijnwerkers in god geloven denken ze ook dat er een duivel niet ver van de omgeving waarin ze werken moet zijn. Omdat de omstandigheden daar erg lijken op datgeen wat zij, volgens de traditionele beschrijving, onder de hel verstaan. Deze duivel (de Tio dus) bezit de mineralen die zij door middel van dynamiet opblazen en naar boven brengen. Om de Tio gunstig te stemmen en goodwill te kweken wordt er dan alcohol voor hem op de grond gesprinkeld, aangestoken sigaretten in zijn mond geplaatst en cocabladeren op zijn handen gelegd. Hierna, als in de meeste Boliviaanse tradities, roken de mijnwerkers sigaretten met maar liefst 10 mg nicotine, kauwen cocabladeren en proberen zichzelf bewusteloos te drinken. Dat kon ook wel aangezien er in de miner's market plastic flessen van 96% pure alcohol verkocht werden. Op de markt sloegen we wat te drinken en cocabladeren voor de mijnmannen in. PiPi wilde het effect van de cocabladeren wel eens weten. Hij stopte er een aantal in zijn wang en zoog het sap, waar weinig smaak aan zat, eruit. Hij merkte op dat het prima tegen zijn honger was en dat zijn nog wat slaperige gevoel verdween. Tijdens het werk aten de mannen niet maar zogen de hele dag op cocabladeren.

Allemaal weer verzameld in de bus reden we naar de ingang van een mijn, een stukje buiten Potosí. Nadat we de armoedige mijnwerkershuisjes waren gepasseerd zetten we onze hoofdlampjes aan en liepen we de mijnen in. We ervoeren de zware werkomstandigheden. De hoogte en de hitte deed ons al snel naar adem happen. We volgden een lange gang met het spoor waarover de met ruwe mineralen gevulde karretjes hun weg naar buiten vonden. Op de grond een hoop modder. Regelmatig moesten we aan de kant omdat er mijnwerkers met volle karretjes door moesten. Wat liepen ze hard in de hitte! We namen ons helmpje ervoor af.

Na een bezoekje aan een klein museum en de Tio, die een harde fallus bleek te hebben, gingen we dieper de mijn in. Hoe dieper we gingen hoe warmer het werd. En hoe meer we gingen zweten. We kwamen bij een smalle pijp in de grond wat naar niveau vier leidde. Pipelori bleef, met haar hoogtevrees, alleen achter terwijl de rest van de groep de nauwe doorgang in kroop. Beneden was het nog warmer en zagen we mensen werken die, helemaal bezweet met ontbloot bovenlijf, stevig stonden te scheppen. De gids vertelde dat men twee maanden geleden een stuk had laten ontploffen. Stukje bij beetje werden de mineralen door middel van een schep naar hogere niveau's gebracht. Wanneer men op een niveau was dat men kon staan werden de ruwe mineralen in een kruiwagen geschept. Deze werd onder de nauwe doorgang gereden waar we zojuist door gekropen waren. De mineralen werden hier uit de kruiwagen in stoffen zakken geschept die door middel van een handmatig bediend draaisysteem omhoog de gang in getakeld werden. Daar werden de zakken leeggekiept in gereedstaande karretjes die, wanneer ze vol waren, naar de uitgang geduwd of getrokken werden. Wat verdienden deze gasten respect voor dit beulenwerk! Ze werkten in teams. Je had de gravers, de kruiwagenrijders en karrenduwers en -trekkers. Na een week wisselden de taken. De mannen die gezamenlijk in een team werkten konden goed met elkaar overweg. Verschillende teams konden soms vijandig, met vechtpartijen tot gevolg, naar elkaar zijn.

Intussen stond Pipelori al een tijdje alleen met haar hoofdlampje in het donker. Dit was raar nadat ze eerder gewend was om in een groepje van zeven man met een lampje te lopen. Ze wachtte bij de rails waarover karretjes een weg naar buiten zochten. Verschillende keren kwamen er volle of lege karretjes voorbij. Op een gegeven moment kwam er van twee kanten een karretje. Een was leeg, de ander vol. Voor de volle liepen twee trekkers en twee duwers er achter. Pipelori zag de karretjes van beiden kanten aankomen. Er volgde een hoop geschreeuw. Iedereen liet zijn karretje los en liep zover mogelijk weg. Met flinke knal klapten de karren op elkaar. Het lege karretje werd van de rails gehaald en ernaast geplaatst zodat de volle door kon. Het kon niet anders dan dit regelmatig gebeurde en sommige mijnwerkers er minder goed vanaf kwamen. Na ongeveer twee uur in de mijnen zochten we ons een weg naar buiten. Het was bijzonder indrukwekkend om deze mensen in deze omstandigheden aan het werk te zien. Het maakte een zeer diepe, onvergetelijke indruk op ons.

In Sucre, een mooie koloniaalse stad, scoorden we het beste guesthousje in Bolivia. Vanuit Sol & Luna hadden we een flyer meegenomen van dit guesthouse wat nog maar twee maanden open was. Dit keer geen hond die ons begroette maar PiPi's oude liefde...een Siamees!! De eerste dag had hij al lekker op ons bed gechilld en bleef hij, gezellig, meteen slapen.

Ook in Bolivia vierde men carnaval. Dit gebeurde door het naar elkaar gooien van waterballonnen, het schieten met supersoakers (ook vanuit rijdende auto's), het spuiten met schuimspuitbussen, het drinken van enorme hoeveelheden alcohol en het overal tegenaan pissen waar maar kon. Diverse fanfare's liepen de hele dag rond terwijl grote groepen uitgelaten mensen voor de band uit liepen. Omdat je als gringo vooral het doelwit was van de waterballonnen deden we 's-ochtends, wanneer iedereen nog met een flinke kater op bed lag en er geen hoempapa was, de noodzakelijke boodschappen. Verder gingen we niet de straat op maar relaxten en deden helemaal niets.

We vermaakten ons prima in het guesthouse waar de keuken de sociale ontmoetingsplaats was. Nadat we een keer bij "Joyride" (Nederlandse eigenaar en de "place to be" in Sucre) enigszins tegenvallend gegeten hadden gingen we nog wel een keer terug voor een bossche bol. Ook hier hadden we iets meer van verwacht zodat we ons hoofd er niet meer lieten zien. Sol & Luna had, zeer duidelijk, onze voorkeur!

Vanmiddag gaan we onderweg naar Argentinië waar we in Buenos Aires iemand zullen ontmoeten die gedurende onze reis heeft aangegeven graag een stukje met ons mee te reizen. Aangezien we dit soort initiatieven van harte toejuichen hebben we contact gehouden. Op 5 maart zien we elkaar...

De video´s tonen het leven in de straten van La Paz (kijk goed wie PiPi bekogelde) en er zijn beelden van het carnaval in Sucre.

PiPi en Pipelori.

  • 09 Februari 2008 - 18:33

    De Tiggels:

    Hoi,
    We hebben weer genoten van jullie avontuur. Heel bijzonder dat je in die mijn mocht kijken. Geniet nog maar lekker verder van jullie reis. Knuffels van ons uit Delft.
    Henk, Helma, Alicia en Ferry

  • 09 Februari 2008 - 21:45

    Judith:

    He reizigers!
    Fantastisch verhaal en wederom fantastische foto's!!! Ik krijg er allemaal weer kriebels van ;-) Quiero volver ahora!
    Mucho divertido!
    Besitos Judith

  • 10 Februari 2008 - 09:03

    De Buurtjes:

    Hallo Rinze & Mirjam,

    Wat een prachtig verslag weer, en wat een geweldige omgeving.
    Vooral het stukje Copacabana spreekt mij wel aan. En wat een leuke logè hadden jullie.
    Kan me voorstellen dat jullie bezoek aan de mijnen een diepe indruk heeft achtergelaten. Gezien het verslag en de daarbij behorende foto's, het spreekt voorzich.
    Maak er nog een mooie tijd van de resterende 11 weken!!
    Liefs de buurtjes

  • 13 Februari 2008 - 11:08

    Corrie:

    Geweldig!!!! Wat een kleurijk volk die Bolivianen,Ik kijk weer uit naar jullie volgend avontuur. Het zal wel afkicken zijn als jullie weer terug zijn, en ik zal de mooie verhalen ook missen.

    Nog heel veel reisplezier,
    Corrie

  • 22 Februari 2008 - 23:34

    Gaitri:

    Hoi!

    Rinze, ik heb je email ontvangen met de vraag over hotel brisas del mar in BA. Heb hier geen adres van. Het ligt in San Telmo en hostel ernaast is een HI-hostel. Verder ligt er een metrostation heel dicht in de buurt, maar weet nu ff niet meer hoe die heette. Het ligt in ieder niet zo heel ver van een plaza in San Telmo. Je kunt proberen om daar gewoon te vragen naar de naam natuurlijk. Voor de rest kan ik je helaas nie verder helpen! Succes!

    En veel plezier nog!

  • 15 Maart 2008 - 11:54

    Youri Zoon Martijn:

    allles goed daar hier wel horr mis je laterrr

  • 15 Maart 2008 - 14:10

    Wolf En Lavina:

    Super dit verslag, voor mirjam zal het wachten in de mijn "alleen" wel erg lang geduurd hebben.
    blijf voorzichtig xxx

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Bolivia, Potosí

Mijn eerste reis

Recente Reisverslagen:

18 Mei 2008

Het slot van de reis

16 April 2008

Salar de Uyuni

18 Maart 2008

Argentinië

09 Februari 2008

De berg die mensen levend eet

26 Januari 2008

Als het allemaal eens wat tegen zit...

Actief sinds 11 Juni 2006
Verslag gelezen: 250
Totaal aantal bezoekers 49055

Voorgaande reizen:

16 Juni 2006 - 16 Juni 2008

Mijn eerste reis

Landen bezocht: