Kennismaking met...Nicaragua!
Door: PiPi en Pipelori
20 Oktober 2007 | Nicaragua, Jiquilillo
We weten dat het vrij kort op het vorige bericht is maar wanneer je een goed verhaal hebt dan moet je dat maar gelijk op de site zetten. Speciaal voor de mensen uit Breda en Rijsbergen (jullie weten wel wie we bedoelen!) die er op zaterdagochtend onder het genot van een bak koffie en een shaggie goed voor gaan zitten: zet maar een bakkie en rol een shaggie!
Vanuit El Salvador reisden we door Honduras en sliepen in Choluteca, een plaats bij de grens met Nicaragua. Hier regelden we in de ochtend het verdere vervoer naar Nicaragua. Het taxibusje vertrok over 10 minuten zodat we nog wat tijd hadden om een ontbijtje te scoren. Het werd een verpakking met acht kleine snickertjes voor PiPi, een zak popcorn voor Pipelori, een klein flesje water en een halve liter jus d'orange. Toen we terugkwamen zat het busje al vol op ons te wachten. Er was alleen nog plaats voorin. Een blik op het stuur en het dashboard leverde de volgende impressie op. Aan los bungelende onderdelen te zien leek het stuur het meer niet dan wel te doen en achter de voorruit lagen een ruitewisser, de afgebroken rechter buitenspiegel en het kapje van een achterlicht. De enig werkende ruitewisser was de linkse in het gezichtsveld van de chauffeur. We hoopten alleen dat het niet binnen een half uur zou regenen want de man moest het handmatig bedienen. Wanneer hij aan het koordje, dat via de wisser door het open raam naar binnen bungelde, trok werd zijn kant van de ruit gewist. Een dikke prima (©MJJ)!
Na wat loslopende koeien en ezels op de weg waren we binnen een uurtje in El Triunto (Honduras). Bij aankomst sprongen talloze mannen op het busje om wat aan je te verdienen. Op zich niets mis mee maar we hielden niet van die opdringerige types. Loslopende, corpulente mannen met dikke stapels geld die wilden wisselen en tengere mannetjes die ons in hun Centraal-Amerikaanse variant van de Aziatische fietsriksja het kilometerlange traject over de grens naar Guasale (Nicaragua) wilden trappen. Er gebeurde iets wat we tot nog toe alleen in Azië regelmatig meegemaakt hadden. Pipelori was haar backpack kwijt en ontdekte hem al op een van de fietsen. Een collega trappiloot stond met PiPi's rugzak op zijn schouders op het dak van de microbus. Helaas voor de jongens: wij kozen altijd zelf onze chauffeur en zodoende waren de tassen rapido weer terug. Om de drukte te ontwijken liepen we een meter of 15 weg en zetten de bagage tegen een muurtje. Het hielp niet want bijna iedereen liep mee. We telden een kring van zeven mannen om ons heen. Na een peuk kozen we voor een trapgast die er wel bij stond maar geen praatjes had. Onze laatste 50 Hondurese lempiras (€ 2) gingen naar hem. Teleurgesteld vroeg de brutaalste bank of we dan dollars of euro's wilden wisselen. We negeerden hem zoveel mogelijk ofschoon hij ons wilde doen geloven dat het noodzakelijk was geld te wisselen. Volgens hem moest je de douanebeambte in cordobas betalen om Nicaragua in te komen.
We namen plaats op de fiets van de jongen. Het was een soort bakfietsmodel maar dan zonder bak. Een mountainbike was bij de voorvork afgezaagd en vooraan was er een onderstel met een houten vloertje aan gelast. Op het rieten bankje, met onze rugzakken in de lengte eronder, konden we onze voeten alleen kwijt op de tassen. Achter ons trapte het mannetje zich in het zweet terwijl wij onder zijn parasolletje hingen. We dachten nu wat rust te krijgen maar onze aanhang liep gewoon mee en bleven maar zeuren. Een andere fietschauffeur hielp de onze en duwde mee. Vlak voor de grens probeerden de geldlopers het nog een keer om ons dollars te laten ruilen voor cordobas. Het klonk min of meer wel logisch dat je met cordobas moest betalen maar je kon bij alle grensovergangen tot nu toe in dollars betalen dus waarom zou dit een uitzondering zijn? En eigen ervaring heeft geleerd dat wisselen bij de grens altijd een slechte koers oplevert. Volgens de chauffeur van de microbus die ons zojuist had afgezet moest je voor 100 lempiras ongeveer 92 tot 94 cordobas kunnen krijgen terwijl de mannen aan wie we hetzelfde vraagstuk voorlegden er hooguit 70 voor gaven. En hoeveel we zouden wisselen was sowieso nooit genoeg. Pinnen moesten we toch. De dichtstbijzijnde stad, Chinandega, was daarom het eerstvolgende doel.
Bij de immigratie van Honduras betaalden we $ 3 p.p. om het land uit te komen en bij die van Nicaragua waren we $ 7 p.p. lichter. Net zoals gisteren bij de grensovergang van El Salvador naar Honduras vroegen we om een nieuwe stempel in ons paspoorten die we wederom niet kregen. Ook hier kregen we hetzelfde verhaal te horen. En waar we gisteren dachten "ja, tuurlijk!" baalden we nu flink. De stempel die we op 5 augustus bij binnenkomst in Guatemala hadden gehad bleek inderdaad voor 90 dagen in Guatemala, El Salvador, Honduras en Nicaragua te gelden. We hadden het nog nooit van een andere reiziger gehoord en ook in de Lonely Planet las je hier niets over terug. Het betekende dat we al over twee weken Nicaragua weer uit moesten om via Costa Rica terug te keren met een nieuw visum voor drie maanden! Daar hadden we geen trek in. We waren van plan om zeker langer dan twee weken te blijven. Een probleem voor later dus.
Terug in de riksja waren de wisselaars eindelijk afgehaakt en waren we alleen nog met de twee trapgasten. Ze vroegen om meer geld omdat het andere mannetje nu ook meeduwde. Bovendien was het toch wel zwaar met al die bagage er nog eens bij. PiPi zei dat hij dat van tevoren wist en dat we niet aan die andere gozer gevraagd hadden of hij mee ging. Ze trapten door en wilden ons afzetten bij de bushalte waar we de volgende bus konden pakken. Op het onverharde terrein stonden drie chickenbussen maar aan het onkruid wat op de grond rondom groeide zagen wij wel dat ze al tijden niet meer hadden gereden. Hier kwam dus zeker niet ieder uur een bus voorbij! En bovendien: iedereen die in een zelfde karretje getrapt werd reed verder, dus waarom wij niet? "Volg de anderen maar", was ons duidelijke commentaar. Toen we microbussen op een onverhard terrein ontdekten kregen we een flash-back naar India gemengd met het Wilde Westen zoals we dat uit oude cowboyfilms kenden. Er lag veel rotzooi op het terrein, opgezadelde paarden stonden naast elkaar gebonden aan de afrastering van houten balken en grote plassen verrieden dat het regentijd was.
Nadat de fietsers nog een laatste poging hadden gedaan om extra geld binnen te slepen werden we afgezet bij de taxibusjes die naar Chinandega gingen. We betaalden de rit in dollars ($ 2 p.p.) en toen het busje vol zat vertrokken we rond 11.00 uur. Volgens de Lonely Planet was de weg die we volgden "smooth". We wisten niet wat de schrijvers van het boek daar precies mee bedoelden want we reden eerst een uur lang over zeer slechte, modderige wegen vol met kuilen. Onze chauffeur deed zijn best om de gaten zoveel mogelijk te ontwijken. Hoe voorzichtig hij ook was, hij ontkwam niet aan het regelmatig schrapen van de onderkant van zijn busje over het wegdek wanneer we stapvoets door een flinke kuil reden. Als Alberto Tomba danste hij langs de gaten als waren het slalompoortjes en stuurde zijn auto dan ook van links naar rechts over de gehele breedte van de weg. Onderweg zagen we een vrachtwagen die op een wel heel dramatisch stuk wegdek in een halve tot een meter diepe kuil gereden was en nu op zijn kant langs de weg lag uit te rusten. Opvallend waren de kinderen die op plaatsen waar het busje tergend langzaam reed op hun blubberige blote voeten bedelend met de auto meeliepen of meerenden. Medepassagiers gooiden dan muntjes uit de ramen die gretig uit de modder werden gevist. Ook de mannen die gaten in de weg opvulden met zand vroegen om een cordoba (€ 0,04). Zij kregen er niet voor betaald en het met sneed aan twee kanten: zij wat centjes, de reiziger een betere weg. Alleen jammer dat er in de huidige regentijd niet veel zand bleef liggen!
Het trok snel dicht en het was slechts een kwestie van tijd voordat het zou gaan regenen. We vreesden dit keer het ergste voor onze backpacks op dak want een zeil had onze chauffeur niet bij zich. Op appèl van een medepassagier stopte hij, klom op het dak en kwam even later met onze tassen en de koffer van de man naar beneden. De bagage werd door het raam naar binnen gepropt aangezien de schuifdeur waar je normaal door in- en uitstapt niet meer open ging. De drie tot nog toe uitgestapte mensen waren door hetzelfde raam naar buiten gekropen. Het begon te regenen. Het begon te storten. De vele kleine beekjes en stroompjes waar we tot dan toe langs en overheen gereden waren veranderden op slag in kolkende rivieren. Op sommige stukken waren hele stukken asfalt weggeslagen en af en toe bulderde de rivier over de weg heen! Op twee plekken moesten we er dwars door heen. Het leek ons bijzonder gevaarlijk omdat je nu niet zag waar de wegkraters zich bevonden en het busje misschien wel meegesleurd zou worden. Het ging allemaal goed en gelukkig werd het snel droog. Het trok open en we reden na een uur op een veel betere weg. Een mooi landschap, waar veel compleet onder water stond, trok aan ons voorbij. De talloze rivieren, waar Nicaragua om bekend stond, waren in deze tijd ver buiten hun oevers getreden. Het leek wel een journaalreportage met beelden van een watersnood in Bangladesh zoals we die wel eens gezien hadden.
Rond 13.00 uur waren we op het busstation van Chinandega. Met de ruim twee uur durende wandeltocht van PiPi, met een wildvreemde El Salvadoriaan, zakken vol creditcards, pinpassen, dollars én een bij de bagage ongerust wachtende Pipelori, nog vers in het geheugen leek het ons beter samen een taxi naar de pinautomaat te nemen. Ook al omdat het busstation buiten het centrum lag. Toen we eindelijk cordobas hadden zette de taxichauffeur ons af bij een ander busstation waarvan de bus naar onze eindbestemming van vandaag, Jiquilillo (spreek uit: iekieliejo), zou vertrekken. Navraag leerde dat de eerstvolgende bus hier over een uurtje, 15.00 uur, zou vertrekken. Omdat het lichtjes begon te regenen en we buiten de snickers en popcorn van vanochtend nog niets gegeten hadden zochten we een comedor in de buurt van de bushalte waar we wat konden eten en schuilen. Dat was er niet zodat we bij een bakkertje op de hoek terecht kwamen. De broodjes zagen er niet fris uit en veel keus was er niet. We bestelden één pizzapunt en een flesje cola. De punt was niet te vreten dus we prijsden ons gelukkig dat we er niet allebei een besteld hadden. Inmiddels stortte het buiten maar we zaten droog op de witte plastic stoeltjes.
Rond 14.45 uur liepen we de bus in. Die zat al redelijk vol maar we werden gewenkt door een vrouwtje die nog twee plaatsen vrij wist. In verband met de regen sjouwden we de backpacks mee de bus in. Op het dak waren de spullen van lokale mensen neergezet maar een zeiknatte backpack zagen we niet zitten. Het vrouwtje hielp onze grote backpacks mee op het te kleine bagagerek. Ze was een verkoopstertje van cola. Als dank kochten we een flesje. "Snickers, popcorn, pizzapunten en cola", riep Pipelori, "we zijn lekker gezond bezig vandaag"!
Het schoot in het begin niet op maar na een half uur reden we eindelijk een beetje door. Hoe dichter we bij Jiquilillo kwamen hoe slechter en hobbeliger de onverharde, modderige weg werd. Langs de kanten graasden paardjes en ezeltjes en zwaaiden mensen naar de voorbij komende bus. Om 16.45 uur stonden we in Jiquilillo. Drie maanden geleden hadden we er voor het eerst over gelezen toen we op Caye Caulker in Belize de Lonely Planet van Nicaragua en El Salvador verkregen hadden. Het was een heel klein, afgelegen dorpje aan de Noordwestkust van Nicaragua waar ongeveer 50 families in kleine "ranchos" (hutten met palmbladeren daken, de typische huizen voor deze regio) leven en die volledig afhankelijk zijn van de visvangst. Het dorpje is een voorbeeld hoe Nicaraguaanse families zichzelf bedruipen met de paar aanwezige grondstoffen.
Op het eindeloze strand liepen de varkens door het zwarte vulkaanzand. Links en rechts van de weg zagen we zeer simpele hutjes waar overal de was buiten hing. De loslopende paarden, ezels, varkens, honden, kippen en ganzen zorgden voor een Middeleeuws cowboysfeertje. Wat was dit fantastisch! We werden geholpen door een man die wist waar we "Hospedaje Rancho Esperanza" konden vinden. Hij ging ons, door grote plassen wadend, voor. Het hostel, waar de opbrengsten ten goede kwamen van de lokale gemeenschap, was opgestart door een half Chinees/half Amerikaanse man, "Nate". In 2001 was hij hier als vrijwilliger voor de NGO komen werken met als doel de dagelijkse gezondheid en hygiëne onder de lokale bevolking te verbeteren en ziektes vast te stellen en te bestrijden. Na vier maanden mislukte het project doordat het geld weggesluisd was. Hij besloot om met zijn eigen spaargeld door te gaan. Na een jaar was zijn geld op en ging hij terug naar Amerika waar hij na allerlei baantjes uiteindelijk in Taiwan als leraar Engels terecht kwam. In 2005 keerde Nate terug naar Jiquilillo en opende Rancho Esperanza met zijn gespaarde geld. Momenteel verzorgde hij allerlei projecten ten behoeve van de primitieve gemeenschap. We vonden dit een prima initiatief en omdat het tevens de enige plaats was waar je als toerist kon blijven zochten we het.
Toen we bij het met een dun ijzerdraadje dichtgebonden hek van de rancho stonden en het open peuterden vielen we om van verbazing. Het hele terrein stond blank! Het grasveld met daarop een stuk of zes bamboehutten had de aanblik van half een meer, half een moeras. In het midden van het terrein stond een grote overkapping waar we ons maar gingen melden. Wat moesten we lachen en vonden we het prachtig om tot aan je knieën door het water te moeten lopen voordat je bij je guesthouse was. Dit hadden we nog nooit meegemaakt! De slippers werden vastgezogen in de zachte moddergrond zodat we moeite hadden om ons los te maken en ons evenwicht te bewaren met de rugzakken achterop, een kleine rugzak voorop en een kartonnen doos met eetbenodigdheden in de hand! Toen we, na drie minuten over 50 meter, bijna bij de overkapping waren kwam er een donker vrouwtje met blauwe kaplaarzen ons tegemoet. Zij kwam uit Australië en werkte hier nu twee maanden als vrijwilliger bij dit ecovriendelijke hostel. Ze vertelde dat Nate er niet was. Die genoot voor het eerst sinds jaren van een welverdiende vakantie en zou begin november terugkomen.
Onder de grote overkapping deden we onze tassen af en legden die op een houten bank. Ze op de vloer zetten was geen optie aangezien die uit hetzelfde zwart vulkaanzand als het strand bestond en meer modder dan vloer was! Aan het palmbladeren dak van de gemeenschappelijke ruimte hingen surfboards, een wereldkaart en zelf in elkaar getimmerde volle boekenrekken. Je had de keuze uit vijf hangmatten en de fietsen stonden in de modder. Buiten de zes bamboehutten was er nog een dormitory. Die was het trapje op onder de overkapping. Het huishondje rustte uit. De Australische liet ons een hut zien. Achter haar aan liepen we lachend opnieuw kniehoog water door. Het bamboehutje was voorzien van eenzelfde moddervloer als de grote overkapping. We ontdekten er krabsporen, krabholen en een dode krab op. Er stonden twee bedden voorzien van muskietennetten en dunne groene matrasjes. De tweepersoons- en het stapelbed stonden met de poten op bakstenen om wegzakken tegen te gaan. We haalden de matrasjes van de stapelbedden en wilden die op het tweepersoons bed leggen. Toen we voelden hoeveel zand erop zat klopten we ze eerst maar uit! Inmiddels kwam de Australische met lakens en kussenslopen aan en ze vroeg of we vanavond meeaten. Natuurlijk...lekker makkelijk...dan hoefden we de deur niet uit! Keurig netjes dekten we ons bedje op en alle bagage had inmiddels een plaats op de stapelbedden gevonden. We brandden een kaars vast op het enige in de hut aanwezige overige meubelstuk, een houten stoeltje. Wanneer we vanavond gingen slapen konden we het licht vanuit de klamboe zo uitblazen! We dachten nog meer praktisch na. Voor het eten wilden we eerst douchen en om te voorkomen dat we op en neer door het water bleven lopen namen we ons toilettasje gelijk mee. Zo, nu konden we na het douchen meteen deo smeren en na het eten de tandjes poetsen. De mijnwerkerslampjes gingen op en in het donker waadden we naar de grote overkapping waar de kaarsjes op een groot soort aan het plafond hangend wiel inmiddels al aangestoken waren. We vernamen dat er vanaf zondag geen stroom meer geweest was. Het was nu dinsdag.
De toiletten en douches bevonden zich in een met een kikker leuk beschilderd klein houten gebouwtje. Op het ecotoilet, waar je ook met je slippers in het natte zand zat, moest je je behoefte afdekken met aarde die je met een diep schaaltje uit de aanwezige witte emmers haalde. Wanneer het toilet vol was werd het op een hoop gegooid om compost te maken dat als voedingsbron voor de zelf gekweekte kruiden diende. De douches waren niet vrij van grondwater. Samen douchen was altijd het leukste dus ook nu in het kleine vertrek. Er hing slechts een roestige spijker waar we onze kleren aan konden hangen. Er mocht niets vallen want dan was het zeiknat. Eerst douchte PiPi terwijl Pipelori naakt met slechts een hoofdlampje op voor licht zorgde. Hierna draaiden we de rollen om en droogden we ons af.
Het avondeten was gemaakt door een vrouw die hier samen met haar man en dochter ook leefde. Het waren vrienden van Nate. We kregen frijoles (bruine bonen), diverse groentes, rijst en salade voorgeschoteld; een welkome vitamine-injectie na het slechte eten van de afgelopen twee reisdagen. We tafelden na en vroegen de Australische hoe het met haar visum zat. Zij vertelde dat zij dat onlangs op het immigratiebureau in Managua had laten vernieuwen. Dit konden wij ook; dan hoefden we niet als gekken naar de Costaricaanse grens te reizen. Wel zo prettig. We gingen vroeg slapen omdat we moe waren.
Terug in onze hut voelde PiPi steken in zijn voeten. Hij richtte zijn lampje naar beneden en zag dat hij in een rood mierennest stond! Hij ontdekte nog drie nesten en spoot met de antimuggen en -kakkerlakken spray op de brandhaarden. Of het werkte wist hij niet maar hij had er in ieder geval iets tegen gedaan. Op de kleding, die over de rand van het stapelbed hing, ontdekten we een hele stoet rode mieren die vice versa naar en van onze eetdoos liepen. Alvast een probleem voor morgen! We smeerden ons goed in met deet en pakten de spullen die we nodig hadden onder het muskietennet: klokje, deet, hoofdlampjes, brillekoker en PDA. Pipelori kroop als eerste onder het net en zag in het schijnsel van haar lampje een bed vol rode mieren! Prima hoor, zo'n klamboe, maar mieren hield het niet tegen. Ze leken het vooral op de kussens gemunt te hebben. Er lag een klein, dood kikkertje onder. Het kikkertje werd van bed geveegd en de kussens gooiden we op het andere bed. Toen PiPi ook in bed lag werd de kaars op de stoel uitgeblazen. Het was werkelijk waar aarde-, aardedonker.
Het bed lag verschrikkelijk. We lagen ongemakkelijk in een ondiepe kuil naar elkaar toe. Al snel voelden we dat de mieren teruggekeerd waren. We probeerden van elkaar af te liggen ten einde elkaar niet wakker te houden. Het was moeilijk om het eindeloze gekriebel en de sommige beten van de mieren te negeren. Na lang tobben vielen we toch in slaap. Allebei waren we al een tijdje wakker toen we een van de lampjes aanknipten en keken hoe laat het was. 1.00 Uur. Voortdurend veegden we de mieren van ons af en zochten steun bij elkaar. Wat een armoede! Tegen elkaar aan lag een stuk beter. Door het oncomfortabele bed moesten we veel draaien. Het begon urenlang te regenen en we hoorden het gaan onweren. Een paar keer waren er enorme weerlichten die door de donkere bamboespijlen heen prima Alfred Hitchcock-ingrediënten waren. Na een paar uur wakker gelegen te hebben vielen we toch nog in slaap.
Om 5.30 uur waren we al weer klaar wakker. We bespraken de afgelopen nacht en Pipelori opperde de optie om vandaag te vertrekken. Nog een nacht op het mierenbal had ze op dit moment geen behoefte aan. PiPi was van mening dat we dat nog wel zouden zien. Vanochtend zouden we eerst eens op het strand en in het dorp gaan kijken. Daarna zouden we een beslissing nemen. We waren het er roerend over eens dat dit het primitiefste was dat we tijdens onze gehele reis meegemaakt hadden. Dat maakte het wel erg speciaal.
De mierenstoet liep nog steeds over onze kleding en vierde feest in de kartonnen eetdoos. We zagen dat de diertjes inmiddels ook bezit hadden genomen van onze backpacks en de weinige spullen die we daaruit gehaald hadden. Wanneer je iets beet pakte liepen ze gelijk over je handen en armen en zo kwam de irritatie van de afgelopen nacht weer snel terug. De doos werd zoveel mogelijk afgeklopt en meegenomen naar het grote afdak. Daar werd alles eruit gehaald en ontdaan van de mieren. We kregen een bak koffie en vertelden over onze slechte nacht. We hingen wat rond en kregen te horen dat er nu ook geen stromend water was. Pipelori ging naar het toilet en merkte dat de overvloedige regenval van afgelopen nacht het water verder had doen stijgen. Waar gisteren de vloer nog van modder was stond nu een laag water van drie centimeter!
PiPi liep met camera al wadend over het terrein en zag een op een bassin aangesloten oude fiets zonder wielen waarmee water uit de grond opgepompt werd. In de zich een meter of vier boven de grond bevindende zwarte plastic ketel werd het water verzameld. De Australische vertelde dat er een week of twee geleden een hendel bij de fiets afgebroken was. De zwarte plastic tank was nu leeg en daarom was er geen stromend water meer. De buurman van twee huizen verderop zou het komen maken maar was tot op heden niet verschenen.
Na een prima ontbijt van frigoles, geklutste eieren, warme pap en vers fruit kleedden we ons om en liepen binnendoor naar het strand. Ook nu was het een kwestie van waterwaden. De huizen die we passeerden stonden onder water. We groetten de mensen die we tegenkwamen en liepen het strand op. De zee was niet bijzonder mooi en het water leek een beetje goor. Langs de waterkant bevonden zich hutjes waar hele families in leefden. We liepen een stuk het strand af en zagen echt niemand. Je kon hier kilometers lopen zonder iemand tegen te komen. Op een boomstam was het tijd voor een sigaret en een tweede overlegronde. We waren hierheen gekomen om een paar dagen op het strand te hangen en wat bij te kleuren. Maar een barretje op het strand kende men hier niet. Omdat de lokale bevolking zichzelf voorziet van voedsel was er werkelijk geen enkele voorziening: geen winkel, geen restaurant, geen bar laat staan een internetcafé! In de enige rancho waar toeristen konden verblijven waren wij de enige gasten. En dus ook de enige toeristen hier. We konden er prima mee leven maar we hadden het ons iets anders voorgesteld. Het was geweldig om te zien hoe primitief de mensen hier leefden en het was ook super om zo primitief te verblijven. Je overleeft het toch wel. En hierna kon je ook weer de 'luxe' van een stromende koude douche waarderen. Maar nog een nacht met mieren zag PiPi ook niet zitten. We besloten om een rondje door het dorp te lopen, foto's te nemen en dan te kijken wanneer er een bus terug naar Chinandega zou gaan.
We liepen terug over het strand en namen de indrukken in ons op. De mannen van het dorp kwamen alleen in actie wanneer ze terugkerende vissers hielpen met boomstammen om hun bootje op het strand te trekken. De plaatselijke jeugd honkbalde tussen de varkens op het strand. Bij een hut zagen werden drie jonge biggen gezeugd. Zojuist teruggekeerde vissers liepen de hutjes af en verkochten met behulp van een weegschaal hun verse vis. Jonge kinderen reden te paard rond en keken ons vreemd aan. Lopend door plassen en modder keken we elkaar aan: wat een schitterend verhaal voor de site!
De video´s tonen het landschap wat aan ons voorbij trok, een impressie van Jiquilillo aan zee en een watervlugge Pipelori!
PiPi en Pipelori.
Vanuit El Salvador reisden we door Honduras en sliepen in Choluteca, een plaats bij de grens met Nicaragua. Hier regelden we in de ochtend het verdere vervoer naar Nicaragua. Het taxibusje vertrok over 10 minuten zodat we nog wat tijd hadden om een ontbijtje te scoren. Het werd een verpakking met acht kleine snickertjes voor PiPi, een zak popcorn voor Pipelori, een klein flesje water en een halve liter jus d'orange. Toen we terugkwamen zat het busje al vol op ons te wachten. Er was alleen nog plaats voorin. Een blik op het stuur en het dashboard leverde de volgende impressie op. Aan los bungelende onderdelen te zien leek het stuur het meer niet dan wel te doen en achter de voorruit lagen een ruitewisser, de afgebroken rechter buitenspiegel en het kapje van een achterlicht. De enig werkende ruitewisser was de linkse in het gezichtsveld van de chauffeur. We hoopten alleen dat het niet binnen een half uur zou regenen want de man moest het handmatig bedienen. Wanneer hij aan het koordje, dat via de wisser door het open raam naar binnen bungelde, trok werd zijn kant van de ruit gewist. Een dikke prima (©MJJ)!
Na wat loslopende koeien en ezels op de weg waren we binnen een uurtje in El Triunto (Honduras). Bij aankomst sprongen talloze mannen op het busje om wat aan je te verdienen. Op zich niets mis mee maar we hielden niet van die opdringerige types. Loslopende, corpulente mannen met dikke stapels geld die wilden wisselen en tengere mannetjes die ons in hun Centraal-Amerikaanse variant van de Aziatische fietsriksja het kilometerlange traject over de grens naar Guasale (Nicaragua) wilden trappen. Er gebeurde iets wat we tot nog toe alleen in Azië regelmatig meegemaakt hadden. Pipelori was haar backpack kwijt en ontdekte hem al op een van de fietsen. Een collega trappiloot stond met PiPi's rugzak op zijn schouders op het dak van de microbus. Helaas voor de jongens: wij kozen altijd zelf onze chauffeur en zodoende waren de tassen rapido weer terug. Om de drukte te ontwijken liepen we een meter of 15 weg en zetten de bagage tegen een muurtje. Het hielp niet want bijna iedereen liep mee. We telden een kring van zeven mannen om ons heen. Na een peuk kozen we voor een trapgast die er wel bij stond maar geen praatjes had. Onze laatste 50 Hondurese lempiras (€ 2) gingen naar hem. Teleurgesteld vroeg de brutaalste bank of we dan dollars of euro's wilden wisselen. We negeerden hem zoveel mogelijk ofschoon hij ons wilde doen geloven dat het noodzakelijk was geld te wisselen. Volgens hem moest je de douanebeambte in cordobas betalen om Nicaragua in te komen.
We namen plaats op de fiets van de jongen. Het was een soort bakfietsmodel maar dan zonder bak. Een mountainbike was bij de voorvork afgezaagd en vooraan was er een onderstel met een houten vloertje aan gelast. Op het rieten bankje, met onze rugzakken in de lengte eronder, konden we onze voeten alleen kwijt op de tassen. Achter ons trapte het mannetje zich in het zweet terwijl wij onder zijn parasolletje hingen. We dachten nu wat rust te krijgen maar onze aanhang liep gewoon mee en bleven maar zeuren. Een andere fietschauffeur hielp de onze en duwde mee. Vlak voor de grens probeerden de geldlopers het nog een keer om ons dollars te laten ruilen voor cordobas. Het klonk min of meer wel logisch dat je met cordobas moest betalen maar je kon bij alle grensovergangen tot nu toe in dollars betalen dus waarom zou dit een uitzondering zijn? En eigen ervaring heeft geleerd dat wisselen bij de grens altijd een slechte koers oplevert. Volgens de chauffeur van de microbus die ons zojuist had afgezet moest je voor 100 lempiras ongeveer 92 tot 94 cordobas kunnen krijgen terwijl de mannen aan wie we hetzelfde vraagstuk voorlegden er hooguit 70 voor gaven. En hoeveel we zouden wisselen was sowieso nooit genoeg. Pinnen moesten we toch. De dichtstbijzijnde stad, Chinandega, was daarom het eerstvolgende doel.
Bij de immigratie van Honduras betaalden we $ 3 p.p. om het land uit te komen en bij die van Nicaragua waren we $ 7 p.p. lichter. Net zoals gisteren bij de grensovergang van El Salvador naar Honduras vroegen we om een nieuwe stempel in ons paspoorten die we wederom niet kregen. Ook hier kregen we hetzelfde verhaal te horen. En waar we gisteren dachten "ja, tuurlijk!" baalden we nu flink. De stempel die we op 5 augustus bij binnenkomst in Guatemala hadden gehad bleek inderdaad voor 90 dagen in Guatemala, El Salvador, Honduras en Nicaragua te gelden. We hadden het nog nooit van een andere reiziger gehoord en ook in de Lonely Planet las je hier niets over terug. Het betekende dat we al over twee weken Nicaragua weer uit moesten om via Costa Rica terug te keren met een nieuw visum voor drie maanden! Daar hadden we geen trek in. We waren van plan om zeker langer dan twee weken te blijven. Een probleem voor later dus.
Terug in de riksja waren de wisselaars eindelijk afgehaakt en waren we alleen nog met de twee trapgasten. Ze vroegen om meer geld omdat het andere mannetje nu ook meeduwde. Bovendien was het toch wel zwaar met al die bagage er nog eens bij. PiPi zei dat hij dat van tevoren wist en dat we niet aan die andere gozer gevraagd hadden of hij mee ging. Ze trapten door en wilden ons afzetten bij de bushalte waar we de volgende bus konden pakken. Op het onverharde terrein stonden drie chickenbussen maar aan het onkruid wat op de grond rondom groeide zagen wij wel dat ze al tijden niet meer hadden gereden. Hier kwam dus zeker niet ieder uur een bus voorbij! En bovendien: iedereen die in een zelfde karretje getrapt werd reed verder, dus waarom wij niet? "Volg de anderen maar", was ons duidelijke commentaar. Toen we microbussen op een onverhard terrein ontdekten kregen we een flash-back naar India gemengd met het Wilde Westen zoals we dat uit oude cowboyfilms kenden. Er lag veel rotzooi op het terrein, opgezadelde paarden stonden naast elkaar gebonden aan de afrastering van houten balken en grote plassen verrieden dat het regentijd was.
Nadat de fietsers nog een laatste poging hadden gedaan om extra geld binnen te slepen werden we afgezet bij de taxibusjes die naar Chinandega gingen. We betaalden de rit in dollars ($ 2 p.p.) en toen het busje vol zat vertrokken we rond 11.00 uur. Volgens de Lonely Planet was de weg die we volgden "smooth". We wisten niet wat de schrijvers van het boek daar precies mee bedoelden want we reden eerst een uur lang over zeer slechte, modderige wegen vol met kuilen. Onze chauffeur deed zijn best om de gaten zoveel mogelijk te ontwijken. Hoe voorzichtig hij ook was, hij ontkwam niet aan het regelmatig schrapen van de onderkant van zijn busje over het wegdek wanneer we stapvoets door een flinke kuil reden. Als Alberto Tomba danste hij langs de gaten als waren het slalompoortjes en stuurde zijn auto dan ook van links naar rechts over de gehele breedte van de weg. Onderweg zagen we een vrachtwagen die op een wel heel dramatisch stuk wegdek in een halve tot een meter diepe kuil gereden was en nu op zijn kant langs de weg lag uit te rusten. Opvallend waren de kinderen die op plaatsen waar het busje tergend langzaam reed op hun blubberige blote voeten bedelend met de auto meeliepen of meerenden. Medepassagiers gooiden dan muntjes uit de ramen die gretig uit de modder werden gevist. Ook de mannen die gaten in de weg opvulden met zand vroegen om een cordoba (€ 0,04). Zij kregen er niet voor betaald en het met sneed aan twee kanten: zij wat centjes, de reiziger een betere weg. Alleen jammer dat er in de huidige regentijd niet veel zand bleef liggen!
Het trok snel dicht en het was slechts een kwestie van tijd voordat het zou gaan regenen. We vreesden dit keer het ergste voor onze backpacks op dak want een zeil had onze chauffeur niet bij zich. Op appèl van een medepassagier stopte hij, klom op het dak en kwam even later met onze tassen en de koffer van de man naar beneden. De bagage werd door het raam naar binnen gepropt aangezien de schuifdeur waar je normaal door in- en uitstapt niet meer open ging. De drie tot nog toe uitgestapte mensen waren door hetzelfde raam naar buiten gekropen. Het begon te regenen. Het begon te storten. De vele kleine beekjes en stroompjes waar we tot dan toe langs en overheen gereden waren veranderden op slag in kolkende rivieren. Op sommige stukken waren hele stukken asfalt weggeslagen en af en toe bulderde de rivier over de weg heen! Op twee plekken moesten we er dwars door heen. Het leek ons bijzonder gevaarlijk omdat je nu niet zag waar de wegkraters zich bevonden en het busje misschien wel meegesleurd zou worden. Het ging allemaal goed en gelukkig werd het snel droog. Het trok open en we reden na een uur op een veel betere weg. Een mooi landschap, waar veel compleet onder water stond, trok aan ons voorbij. De talloze rivieren, waar Nicaragua om bekend stond, waren in deze tijd ver buiten hun oevers getreden. Het leek wel een journaalreportage met beelden van een watersnood in Bangladesh zoals we die wel eens gezien hadden.
Rond 13.00 uur waren we op het busstation van Chinandega. Met de ruim twee uur durende wandeltocht van PiPi, met een wildvreemde El Salvadoriaan, zakken vol creditcards, pinpassen, dollars én een bij de bagage ongerust wachtende Pipelori, nog vers in het geheugen leek het ons beter samen een taxi naar de pinautomaat te nemen. Ook al omdat het busstation buiten het centrum lag. Toen we eindelijk cordobas hadden zette de taxichauffeur ons af bij een ander busstation waarvan de bus naar onze eindbestemming van vandaag, Jiquilillo (spreek uit: iekieliejo), zou vertrekken. Navraag leerde dat de eerstvolgende bus hier over een uurtje, 15.00 uur, zou vertrekken. Omdat het lichtjes begon te regenen en we buiten de snickers en popcorn van vanochtend nog niets gegeten hadden zochten we een comedor in de buurt van de bushalte waar we wat konden eten en schuilen. Dat was er niet zodat we bij een bakkertje op de hoek terecht kwamen. De broodjes zagen er niet fris uit en veel keus was er niet. We bestelden één pizzapunt en een flesje cola. De punt was niet te vreten dus we prijsden ons gelukkig dat we er niet allebei een besteld hadden. Inmiddels stortte het buiten maar we zaten droog op de witte plastic stoeltjes.
Rond 14.45 uur liepen we de bus in. Die zat al redelijk vol maar we werden gewenkt door een vrouwtje die nog twee plaatsen vrij wist. In verband met de regen sjouwden we de backpacks mee de bus in. Op het dak waren de spullen van lokale mensen neergezet maar een zeiknatte backpack zagen we niet zitten. Het vrouwtje hielp onze grote backpacks mee op het te kleine bagagerek. Ze was een verkoopstertje van cola. Als dank kochten we een flesje. "Snickers, popcorn, pizzapunten en cola", riep Pipelori, "we zijn lekker gezond bezig vandaag"!
Het schoot in het begin niet op maar na een half uur reden we eindelijk een beetje door. Hoe dichter we bij Jiquilillo kwamen hoe slechter en hobbeliger de onverharde, modderige weg werd. Langs de kanten graasden paardjes en ezeltjes en zwaaiden mensen naar de voorbij komende bus. Om 16.45 uur stonden we in Jiquilillo. Drie maanden geleden hadden we er voor het eerst over gelezen toen we op Caye Caulker in Belize de Lonely Planet van Nicaragua en El Salvador verkregen hadden. Het was een heel klein, afgelegen dorpje aan de Noordwestkust van Nicaragua waar ongeveer 50 families in kleine "ranchos" (hutten met palmbladeren daken, de typische huizen voor deze regio) leven en die volledig afhankelijk zijn van de visvangst. Het dorpje is een voorbeeld hoe Nicaraguaanse families zichzelf bedruipen met de paar aanwezige grondstoffen.
Op het eindeloze strand liepen de varkens door het zwarte vulkaanzand. Links en rechts van de weg zagen we zeer simpele hutjes waar overal de was buiten hing. De loslopende paarden, ezels, varkens, honden, kippen en ganzen zorgden voor een Middeleeuws cowboysfeertje. Wat was dit fantastisch! We werden geholpen door een man die wist waar we "Hospedaje Rancho Esperanza" konden vinden. Hij ging ons, door grote plassen wadend, voor. Het hostel, waar de opbrengsten ten goede kwamen van de lokale gemeenschap, was opgestart door een half Chinees/half Amerikaanse man, "Nate". In 2001 was hij hier als vrijwilliger voor de NGO komen werken met als doel de dagelijkse gezondheid en hygiëne onder de lokale bevolking te verbeteren en ziektes vast te stellen en te bestrijden. Na vier maanden mislukte het project doordat het geld weggesluisd was. Hij besloot om met zijn eigen spaargeld door te gaan. Na een jaar was zijn geld op en ging hij terug naar Amerika waar hij na allerlei baantjes uiteindelijk in Taiwan als leraar Engels terecht kwam. In 2005 keerde Nate terug naar Jiquilillo en opende Rancho Esperanza met zijn gespaarde geld. Momenteel verzorgde hij allerlei projecten ten behoeve van de primitieve gemeenschap. We vonden dit een prima initiatief en omdat het tevens de enige plaats was waar je als toerist kon blijven zochten we het.
Toen we bij het met een dun ijzerdraadje dichtgebonden hek van de rancho stonden en het open peuterden vielen we om van verbazing. Het hele terrein stond blank! Het grasveld met daarop een stuk of zes bamboehutten had de aanblik van half een meer, half een moeras. In het midden van het terrein stond een grote overkapping waar we ons maar gingen melden. Wat moesten we lachen en vonden we het prachtig om tot aan je knieën door het water te moeten lopen voordat je bij je guesthouse was. Dit hadden we nog nooit meegemaakt! De slippers werden vastgezogen in de zachte moddergrond zodat we moeite hadden om ons los te maken en ons evenwicht te bewaren met de rugzakken achterop, een kleine rugzak voorop en een kartonnen doos met eetbenodigdheden in de hand! Toen we, na drie minuten over 50 meter, bijna bij de overkapping waren kwam er een donker vrouwtje met blauwe kaplaarzen ons tegemoet. Zij kwam uit Australië en werkte hier nu twee maanden als vrijwilliger bij dit ecovriendelijke hostel. Ze vertelde dat Nate er niet was. Die genoot voor het eerst sinds jaren van een welverdiende vakantie en zou begin november terugkomen.
Onder de grote overkapping deden we onze tassen af en legden die op een houten bank. Ze op de vloer zetten was geen optie aangezien die uit hetzelfde zwart vulkaanzand als het strand bestond en meer modder dan vloer was! Aan het palmbladeren dak van de gemeenschappelijke ruimte hingen surfboards, een wereldkaart en zelf in elkaar getimmerde volle boekenrekken. Je had de keuze uit vijf hangmatten en de fietsen stonden in de modder. Buiten de zes bamboehutten was er nog een dormitory. Die was het trapje op onder de overkapping. Het huishondje rustte uit. De Australische liet ons een hut zien. Achter haar aan liepen we lachend opnieuw kniehoog water door. Het bamboehutje was voorzien van eenzelfde moddervloer als de grote overkapping. We ontdekten er krabsporen, krabholen en een dode krab op. Er stonden twee bedden voorzien van muskietennetten en dunne groene matrasjes. De tweepersoons- en het stapelbed stonden met de poten op bakstenen om wegzakken tegen te gaan. We haalden de matrasjes van de stapelbedden en wilden die op het tweepersoons bed leggen. Toen we voelden hoeveel zand erop zat klopten we ze eerst maar uit! Inmiddels kwam de Australische met lakens en kussenslopen aan en ze vroeg of we vanavond meeaten. Natuurlijk...lekker makkelijk...dan hoefden we de deur niet uit! Keurig netjes dekten we ons bedje op en alle bagage had inmiddels een plaats op de stapelbedden gevonden. We brandden een kaars vast op het enige in de hut aanwezige overige meubelstuk, een houten stoeltje. Wanneer we vanavond gingen slapen konden we het licht vanuit de klamboe zo uitblazen! We dachten nog meer praktisch na. Voor het eten wilden we eerst douchen en om te voorkomen dat we op en neer door het water bleven lopen namen we ons toilettasje gelijk mee. Zo, nu konden we na het douchen meteen deo smeren en na het eten de tandjes poetsen. De mijnwerkerslampjes gingen op en in het donker waadden we naar de grote overkapping waar de kaarsjes op een groot soort aan het plafond hangend wiel inmiddels al aangestoken waren. We vernamen dat er vanaf zondag geen stroom meer geweest was. Het was nu dinsdag.
De toiletten en douches bevonden zich in een met een kikker leuk beschilderd klein houten gebouwtje. Op het ecotoilet, waar je ook met je slippers in het natte zand zat, moest je je behoefte afdekken met aarde die je met een diep schaaltje uit de aanwezige witte emmers haalde. Wanneer het toilet vol was werd het op een hoop gegooid om compost te maken dat als voedingsbron voor de zelf gekweekte kruiden diende. De douches waren niet vrij van grondwater. Samen douchen was altijd het leukste dus ook nu in het kleine vertrek. Er hing slechts een roestige spijker waar we onze kleren aan konden hangen. Er mocht niets vallen want dan was het zeiknat. Eerst douchte PiPi terwijl Pipelori naakt met slechts een hoofdlampje op voor licht zorgde. Hierna draaiden we de rollen om en droogden we ons af.
Het avondeten was gemaakt door een vrouw die hier samen met haar man en dochter ook leefde. Het waren vrienden van Nate. We kregen frijoles (bruine bonen), diverse groentes, rijst en salade voorgeschoteld; een welkome vitamine-injectie na het slechte eten van de afgelopen twee reisdagen. We tafelden na en vroegen de Australische hoe het met haar visum zat. Zij vertelde dat zij dat onlangs op het immigratiebureau in Managua had laten vernieuwen. Dit konden wij ook; dan hoefden we niet als gekken naar de Costaricaanse grens te reizen. Wel zo prettig. We gingen vroeg slapen omdat we moe waren.
Terug in onze hut voelde PiPi steken in zijn voeten. Hij richtte zijn lampje naar beneden en zag dat hij in een rood mierennest stond! Hij ontdekte nog drie nesten en spoot met de antimuggen en -kakkerlakken spray op de brandhaarden. Of het werkte wist hij niet maar hij had er in ieder geval iets tegen gedaan. Op de kleding, die over de rand van het stapelbed hing, ontdekten we een hele stoet rode mieren die vice versa naar en van onze eetdoos liepen. Alvast een probleem voor morgen! We smeerden ons goed in met deet en pakten de spullen die we nodig hadden onder het muskietennet: klokje, deet, hoofdlampjes, brillekoker en PDA. Pipelori kroop als eerste onder het net en zag in het schijnsel van haar lampje een bed vol rode mieren! Prima hoor, zo'n klamboe, maar mieren hield het niet tegen. Ze leken het vooral op de kussens gemunt te hebben. Er lag een klein, dood kikkertje onder. Het kikkertje werd van bed geveegd en de kussens gooiden we op het andere bed. Toen PiPi ook in bed lag werd de kaars op de stoel uitgeblazen. Het was werkelijk waar aarde-, aardedonker.
Het bed lag verschrikkelijk. We lagen ongemakkelijk in een ondiepe kuil naar elkaar toe. Al snel voelden we dat de mieren teruggekeerd waren. We probeerden van elkaar af te liggen ten einde elkaar niet wakker te houden. Het was moeilijk om het eindeloze gekriebel en de sommige beten van de mieren te negeren. Na lang tobben vielen we toch in slaap. Allebei waren we al een tijdje wakker toen we een van de lampjes aanknipten en keken hoe laat het was. 1.00 Uur. Voortdurend veegden we de mieren van ons af en zochten steun bij elkaar. Wat een armoede! Tegen elkaar aan lag een stuk beter. Door het oncomfortabele bed moesten we veel draaien. Het begon urenlang te regenen en we hoorden het gaan onweren. Een paar keer waren er enorme weerlichten die door de donkere bamboespijlen heen prima Alfred Hitchcock-ingrediënten waren. Na een paar uur wakker gelegen te hebben vielen we toch nog in slaap.
Om 5.30 uur waren we al weer klaar wakker. We bespraken de afgelopen nacht en Pipelori opperde de optie om vandaag te vertrekken. Nog een nacht op het mierenbal had ze op dit moment geen behoefte aan. PiPi was van mening dat we dat nog wel zouden zien. Vanochtend zouden we eerst eens op het strand en in het dorp gaan kijken. Daarna zouden we een beslissing nemen. We waren het er roerend over eens dat dit het primitiefste was dat we tijdens onze gehele reis meegemaakt hadden. Dat maakte het wel erg speciaal.
De mierenstoet liep nog steeds over onze kleding en vierde feest in de kartonnen eetdoos. We zagen dat de diertjes inmiddels ook bezit hadden genomen van onze backpacks en de weinige spullen die we daaruit gehaald hadden. Wanneer je iets beet pakte liepen ze gelijk over je handen en armen en zo kwam de irritatie van de afgelopen nacht weer snel terug. De doos werd zoveel mogelijk afgeklopt en meegenomen naar het grote afdak. Daar werd alles eruit gehaald en ontdaan van de mieren. We kregen een bak koffie en vertelden over onze slechte nacht. We hingen wat rond en kregen te horen dat er nu ook geen stromend water was. Pipelori ging naar het toilet en merkte dat de overvloedige regenval van afgelopen nacht het water verder had doen stijgen. Waar gisteren de vloer nog van modder was stond nu een laag water van drie centimeter!
PiPi liep met camera al wadend over het terrein en zag een op een bassin aangesloten oude fiets zonder wielen waarmee water uit de grond opgepompt werd. In de zich een meter of vier boven de grond bevindende zwarte plastic ketel werd het water verzameld. De Australische vertelde dat er een week of twee geleden een hendel bij de fiets afgebroken was. De zwarte plastic tank was nu leeg en daarom was er geen stromend water meer. De buurman van twee huizen verderop zou het komen maken maar was tot op heden niet verschenen.
Na een prima ontbijt van frigoles, geklutste eieren, warme pap en vers fruit kleedden we ons om en liepen binnendoor naar het strand. Ook nu was het een kwestie van waterwaden. De huizen die we passeerden stonden onder water. We groetten de mensen die we tegenkwamen en liepen het strand op. De zee was niet bijzonder mooi en het water leek een beetje goor. Langs de waterkant bevonden zich hutjes waar hele families in leefden. We liepen een stuk het strand af en zagen echt niemand. Je kon hier kilometers lopen zonder iemand tegen te komen. Op een boomstam was het tijd voor een sigaret en een tweede overlegronde. We waren hierheen gekomen om een paar dagen op het strand te hangen en wat bij te kleuren. Maar een barretje op het strand kende men hier niet. Omdat de lokale bevolking zichzelf voorziet van voedsel was er werkelijk geen enkele voorziening: geen winkel, geen restaurant, geen bar laat staan een internetcafé! In de enige rancho waar toeristen konden verblijven waren wij de enige gasten. En dus ook de enige toeristen hier. We konden er prima mee leven maar we hadden het ons iets anders voorgesteld. Het was geweldig om te zien hoe primitief de mensen hier leefden en het was ook super om zo primitief te verblijven. Je overleeft het toch wel. En hierna kon je ook weer de 'luxe' van een stromende koude douche waarderen. Maar nog een nacht met mieren zag PiPi ook niet zitten. We besloten om een rondje door het dorp te lopen, foto's te nemen en dan te kijken wanneer er een bus terug naar Chinandega zou gaan.
We liepen terug over het strand en namen de indrukken in ons op. De mannen van het dorp kwamen alleen in actie wanneer ze terugkerende vissers hielpen met boomstammen om hun bootje op het strand te trekken. De plaatselijke jeugd honkbalde tussen de varkens op het strand. Bij een hut zagen werden drie jonge biggen gezeugd. Zojuist teruggekeerde vissers liepen de hutjes af en verkochten met behulp van een weegschaal hun verse vis. Jonge kinderen reden te paard rond en keken ons vreemd aan. Lopend door plassen en modder keken we elkaar aan: wat een schitterend verhaal voor de site!
De video´s tonen het landschap wat aan ons voorbij trok, een impressie van Jiquilillo aan zee en een watervlugge Pipelori!
PiPi en Pipelori.
-
20 Oktober 2007 - 07:17
Trudy:
leuk hoor die filmpjes.Mirjam,je kunt beter je broekspijpen optrekken dan je kruis vasthouden.
geniet verders lekker van jullie avonturen en probeer wat minder ziek te worden.
KNUF -
20 Oktober 2007 - 08:17
De Buurtjes:
Bewondering voor jullie te zien hoe jullie je gered hebben in deze primitieve omgeving.
Het is inderdaad een geweldige ervaring om dit gezien en meegemaakt te hebben, toch denk ik niet dat ik het zou kunnen.
Wel ben ik me weer heel erg van bewust in wat voor luxe we leven,en denk wat lopen we soms nou te zeuren. Mirjam en Rinze bedankt weer voor dit geweldige verslag van jullie rondreis, ik geniet er heel erg van.
Groetjes Anja
-
20 Oktober 2007 - 08:37
Pascal:
hey reizende rinze met wijdbeens report :-) het ziet er allemaal wel cool uit daar in dat onbekende voor ons ! spannend hoor! die watervallen zijn ook gaaf! veel plezier en lekker genieten van alles ! wij blijven maar in dit suffe nederland . nou ja nog even dan want binnen 5 jaar woon ik toch echt op curacao :-) en vanavond ga ik nog even lekker los op david guetta en morgen op erick morillo bij de amsterdam dance events . spreek je snel en groetjes aan jullie beide . pascal -
20 Oktober 2007 - 08:40
Ria Verdaasdonk:
Inderdaad onder het genot van een bakje koffie (zonder sjakkie) heb ik wederom gesmuld van jullie verhalen. Zoals je zelf al schrijft een schitterend verhaal. Dit overtreft echt alles. Zeker de foto's geven een mooi beeld in het geheel. Geweldig en geniet verder van de geweldige reis.
Groetjes, Ria -
20 Oktober 2007 - 14:06
Francy:
Haha, ik had helaas vanmorgen visite en kon niet wachten tot ze opger... waren. daarom ben ik wat later gaan zitten om jullie nieuwe avontuur te lezen. Wat een verhaal, zeg! Je had beter zwembandjes en een opblaasbootje in je rugzak kunnen stoppen, haha. Veel plezier en we zijn benieuwd waar jullie volgende keer zijn.
Groetjes van Francy (die van de koffie en de shag)
-
20 Oktober 2007 - 17:30
Tiggels Uit Delft:
Hallo zeg,
Wij hebben net nieuwe matrassen gekocht, dus jullie mogen de oude wel hebben hoor.
Er zitten in elk geval geen mieren in.
Maar laat je door de mieren niet tegen houden om nog meer leuke dingen te beleven.
Lieve groeten van Henk,Helma,Alica en Ferry -
25 Oktober 2007 - 17:35
Corrie:
Wat een Zootje zeg!!!!! Veel bewondering voor jullie hoor al dat water en die mieren brrrr brrrrr!!!!Ik ben benieuwd wat jullie allemaal nog gaan meemaken. Ik kijk in ieder geval weer uit naar jullie volgend avontuur!!
Heel veel goeds voor jullie en goed op elkaar passen hoor
Corrie -
01 November 2007 - 08:58
Marij:
Geweldig...geweldig je beschrijving en oh wat een luxe hebben wij hier toch. Zelfs zonder de foto's kan ik me helemaal een voorstelling maken hoe jullie het daar beleven....ik word helemaal mee getrokken in het verhaal!
Ik hoop dat het gaat lukken met het visum zodat jullie het wat rustig aan kunnen doen en alles nog eens aan de revue kunnen laten passeren...want wat een belevenissen!
Take care, geniet.... en ik kijk al uit naar het volgende verhaal
hele dikke knuffels xxxx -
04 November 2007 - 12:02
Jan Van Pul:
lang geleden dat ik jullie berichten had gelezen. Nu wee FF "bijgelezen". In ieder geval weer onder de indruk van jullie avonturen. Leuk om ook bewegende belden te zien. Nog steeds schitterende foto's.
Goed om te merken dat jullie nog steeds gezond en wel je reis kunnen voortzetten.
Heel veel succes.
Groet,
Jan
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley